top of page

Een breed kussenkanaal? Don't get it twisted!

Dat een passend zadel van essentieel belang is weten gelukkig steeds meer mensen. Dat is fijn, want deze bewustwording heeft een direct positief effect op paardenwelzijn en maakt het leven van een zadelpasser wat makkelijker. Helaas zien we in de praktijk nogal eens wat goedbedoelde adviezen voorbij komen op diverse fora, maar ook in de praktijk, die berust zijn op een misverstand. Een gevalletje; ‘De klok horen luiden….’


Zo ook over brede kussenkanalen. Ik zie en hoor tegenwoordig steeds vaker oproepen voor zadels met een breed kussenkanaal voor paarden die wat breder zijn. In principe goed gedacht! Maar helaas wordt daarbij vaak een nog véél belangrijker onderdeel compleet overgeslagen; de ‘twist’ van de zadelboom. Don't get it twisted! Laten we even bij het begin beginnen:


1. De breedte van het kussenkanaal

De doornuitsteeksels van de wervelkolom - de botten die je voelt aan de bovenzijde van de rug - van een paard zijn gemiddeld ongeveer 2 á 3 vingers breed. Bij een wat groter, grover paard kan dit soms zelfs iets meer dan die 3 vingers zijn, maar dit komt niet zo heel vaak voor. De breedte van het kussenkanaal is uiteraard heel erg belangrijk, omdat deze te allen tijden de wervelkolom vrij moeten houden. Hou er daarbij rekening mee dat de kussens mooi langs de wervelkolom moeten dragen, en niet hoog boven de wervelkolom aan mogen sluiten, dit geeft druk aan de zijkant van de doornuitsteeksels. Daarnaast, een paard beweegt en buigt in de wervelkolom naar links of rechts. Een zadel is een statisch iets en kan niet met de wervelkolom mee buigen. Om deze reden wil je graag een reserve inbouwen. De meeste zadels die tegenwoordig gefabriceerd worden hebben een kussenkanaal van ongeveer 4 á 5 vingers breedte. Kijk je eigen zadel ook eens na. Heel soms kom ik nog een ouderwets zadel tegen waar je nét 2 vingers tussen het kussenkanaal kunt passen. Met de inzichten van nu weten we dat deze zadels nooit voldoende vrijheid kunnen laten in het kussenkanaal en dus altijd druk uit zullen oefenen op de wervelkolom. Dit heeft geeft altijd een pijnreactie bij het paard en zal zorgen voor compensatiegedrag met vaak blessures tot gevolg. Zorg er dus altijd voor dat het kussenkanaal minimaal 4 á 5 vingers breed is.

2. De breedte van de twist

Nu wordt het technisch iets ingewikkelder. De zadelboom dient qua vorm altijd te corresponderen met de rugvorm van je paard. Dit klinkt logisch, en dat is het ook, maar helaas gaat het hier in de praktijk tóch (te) vaak mis. De vorm van de boom wordt bepaald door de volgende aspecten:


- De breedte en vorm van het kopijzer (1)

- Lengte en vorm van de takken (2)

- De hoek van de rails (3)

- De breedte tussen de rails (6)

- De lengte

- De ronding van de boom

- De hoek van de lepel (5)

De hoek van de rails (3) en de breedte tussen de rails(6) bepalen samen de ‘twist’ van het zadel . Dit is het gedeelte waar jij als ruiter zit, en bevind zich voor je paard ter hoogte van de basis van de schoft. Als de ruimte tussen de rails te smal is, of de hoek van de rails te steil voor jouw (rondgeribte) paard, dan gaat het zadel daar altijd een drukpunt geven, ongeacht de breedte van het kussenkanaal. Hou daarbij in je achterhoofd dat dit drukpunt zich dan dus bevind aan de basis van de schoft. Precies op deze plek wil je dat jouw paard de rug - bij de juiste aanspanning - omhoog gaat bewegen. Om de juiste verbinding te maken en 'over de rug' te lopen, moet het paard namelijk zijn buikspieren aanspannen, om zo de schoft omhoog te kunnen brengen en het bekken te kantelen waardoor het achterbeen goed onder de massa kan treden. Op het moment dat een paard zijn schoft omhoog wil bewegen in een zadel waarvan de 'twist' te smal is en teveel druk geeft zal het zadel daar knijpen. Een paard zijn natuurlijke reactie is altijd om weg te lopen van druk, en dus zal hij direct zijn schoft laten zakken en zijn rug weg gaan drukken. Het paard kan dan onvoldoende ondertreden vanuit het achterbeen en maakt niet langer de juiste aanspanning. In het zadel zie je in deze gevallen vaak dat een zadel gaat 'rocken' of klapperen of zelfs naar voren gaat schuiven. Met enkel een breed kussenkanaal ben je er dus nog lang niet, want óók een zadel met een breed kussenkanaal kan een smalle twist hebben!


3. Wat kan je zelf doen? Voor een leek is het heel erg lastig om aan de buitenkant van een zadel te zien of een zadel een brede of smalle twist heeft, in sommige gevallen is het zelfs voor zadelspecialisten lastig te zien zonder het zadel open te maken en de boom te bekijken. Laat je dus altijd voorlichten door een gediplomeerde zadelpasser. Wist je dat zadelpasser een vrij beroep is? Het kan dus geen kwaad om eens extra te informeren welke diploma's je zadelpasser op zak heeft. Zorg verder dat je regelmatig je zadel laat controleren, minimaal één keer per half jaar, en hou de signalen van je paard goed in de gaten. Als je paard een oefening niet correct uitvoert, vraag je dan altijd af of hij hetgeen wat je vraagt wel kán uitvoeren. Kijk daarnaast ook met regelmaat eens kritisch naar de bespiering van de rug van je paard. Zie je overduidelijk wat onder ontwikkeling? Hoe reageert je paard met borstelen en opzadelen? Geeft hij pijnsignalen? Neem dit dan altijd serieus en neem even contact op met je zadelspecialist.


Voorkomen is beter dan genezen!



384 weergaven0 opmerkingen
bottom of page